Aanddel

Van Heek & Co.
Hendrik Jan (1815 - 1872), Herman (1816 - 1882) en Gerrit Jan (1837 - 1915) van Heek, allen zonen van bovengenoemde Helmich, startten met terugwerkende kracht op 1 januari 1859 de firma Van Heek & Co. Besloten werd over te gaan tot het fabriceren van katoenen of ander stoffen, het deelnemen in publieke of private handelsondernemingen en het drijven van koophandel in het algemeen. De zogenaamde oude weverij aan de Noorderhagen werd in 1860 als eerste gebouwd en met 57 weefgetouwen ging men van start; na de stadsbrand werd de spinnerij Kremersmaten opgestart en zeven jaar na oprichting draaide het bedrijf met 15.100 spillen en werden er 660 getouwen op gang gehouden. De grootste fabriek van Enschede was een feit, en dat zou het voor de komende honderd jaar blijven. Na het overlijden van Hendrik Jan in 1872 werden tot de firmanten Helmich van Heek (1845-1902, zoon van Herman van Heek) en Abraham Ledeboer (1842-1897, zoon van Maria Geertuid van Heek en Abraham Ledeboer) toegelaten. De familie Ledeboer bleef vrijwel tot het einde van de onderneming als firmant of directeur actief. Een gouden tijd was aangebroken die voortduurde tot aan het eind van de jaren '20. Hoge producties en bijbehorende winsten waren het gevolg. Fabrikantenvilla's schoten in groten getale de grond uit, in Enschede en aan de uitvalswegen. Eveneens werden er grote landgoederen buiten de stad aangelegd of werden oude buitenplaatsen gerevitaliseerd.

De wereldwijde economische crisis zorgde vanaf 1929 voor veel onrust. Niet enkel bij de arbeiders, doch ook bij de fabrikanten zelf. De financiële structuur van het bedrijf was sinds de oprichting gebaseerd op het eigen vermogen, slechts een klein deel van het totale vermogen werd met vreemd vermogen gefinancierd. Firmanten konden dan ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden. Voornamelijk bij de familie Ledeboer zal dit tot grote zorgen hebben geleid, Abraham sr. en jr. waren voor een betrekkelijk groot deel persoonlijk verantwoordelijk. Enkele jaren later, juridisch op 1 januari 1935, werd de firma dan ook omgezet in de N.V. van Heek & Co. Een unieke gebeurtenis, aangezien ook niet-familieleden in principe in de gelegenheid waren een aandeel te nemen in het bedrijf; de eerste jaren bleef het meerderheidsaandeel in de familie. Jan Herman van Heek (G.J. zn.) trad op als President-commissaris, voornamelijk in opdracht van de familie.

Bron: Enschede-stad.nl

   
De fantasievolle vormgeving van de torens was afkomstig van de Lancashire spinnerijen in Engeland. De ‘Hotel de Ville’ vorm werd vooral door Sidney Stott gebruikt als bekroning van de toren. Dit type bekroning bestond uit een afgeknot schild- of tentdak, met een gietijzeren 16 hekwerk op het dak. R. Holden die dit type toren benoemde, ontleende de naam aan de toren van het Parijse Hôtel de Ville (1553-1628), ontworpen door de Franse architect Pierre Chambiges en de Italiaan Dominico da Cortona. (fig.64) Dit soort torens uit de vroege Franse 17 renaissance (Francois I) was destijds gebruikelijk bij stadhuizen en kastelen, zoals Chateau Blois (1515-1524) aan de Loire.(fig.65) In de negentiende eeuw werd deze torenbekroning populair voor andere monumentale gebouwen.
Dakafwerking  
Bron: Scriptie